- 1.Ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 41 van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een boete opleggen van maximaal 150 procent van het bedrag dat van de belanghebbende in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.
- 2.In geval van grove schuld legt de Belastingdienst/Toeslagen een boete op van 25 procent van het bedrag dat van de belanghebbende in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.
- 3.In geval van opzet legt de Belastingdienst/Toeslagen een boete op van 50 procent van het bedrag dat van de belanghebbende in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.
- 4.Als sprake is van recidive als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Awir, wordt, in afwijking van het tweede en derde lid, in geval van grove schuld een boete van 75 procent en in geval van opzet een boete van 150 procent van het bedrag dat van de belanghebbende in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd opgelegd.
- 5.Bij het opleggen van een boete aan een medeplichtige, wordt het onder toepassing van de voorgaande leden vastgestelde bedrag van de boete met een derde verminderd (zie artikel 41bis, derde lid, van de Awir).
- 6.Bij het opleggen van de boete houdt de Belastingdienst/Toeslagen rekening met eventuele bijzondere omstandigheden die strafverminderend en strafverzwarend kunnen zijn. Zie het in § 1 genoemde BBBB.
- 7.Bij het opleggen van een boete op grond van deze paragraaf zal de Belastingdienst/Toeslagen steeds toepassing geven aan artikel 5:53 van de Awb, waarbij een kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen wordt aangemerkt als een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Awb.